In een uitzonderlijk geval kan een verdachte binnen zes weken na de toezending van de strafbeschikking in verzet gaan. Dat kan volgens artikel 257e lid 1 van het Wetboek van Strafvordering alleen als het gaat om een strafbeschikking:
- waarin een geldboete van minder dan € 340,- is opgelegd;
- wegens een overtreding (dus geen misdrijf);
- die ten hoogste vier maanden vóór de toezending van de strafbeschikking is gepleegd.
Alleen in dat geval kan de verdachte dus binnen zes weken na de toezending van de strafbeschikking in verzet gaan. Als de verdachte na afloop van de zes weken verzet instelt, zal de rechter de verdachte niet-ontvankelijk verklaren. Het gevolg van die niet-ontvankelijkverklaring is dat de strafbeschikking in stand blijft.