Te laat in verzet?

Zit niet te lang stil. Een verdachte die het niet eens is met een strafbeschikking moet zelf actie ondernemen. Hij kan tegen een strafbeschikking verzet instellen overeenkomstig artikel 257e van het Wetboek van Strafvorering. Als hij niet tijdig van die mogelijkheid gebruik maakt, wordt de strafbeschikking onherroepelijk (dan staat die vast).

Een verdachte moet binnen veertien dagen nadat hem een afschrift van de strafbeschikking in persoon is uitgereikt, verzet instellen. Als de strafbeschikking niet aan hem persoonlijk is uitgereikt, maar per gewone, niet aangetekende, post is verstuurd, begint de termijn van veertien dagen te lopen op het moment waarop de verdachte op andere wijze bekend raakt met de strafbeschikking.

Voorbeeld:

Piet komt op 23 juli terug van zijn vakantie. Bij zijn “gewone” post zit een brief. Op de strafbeschikking staat rechtsboven een “O”. Het is een strafbeschikking voor het rijden zonder rijbewijs. Aan hem wordt een geldboete van €1.000,- door het OM aangeboden. De datum op de strafbeschikking is 1 juli. Hij is het niet eens met de strafbeschikking en stelt op 24 juli verzet.

In zijn verzetsbrief legt hij uit dat hij de strafbeschikking pas op 23 juli, na zijn vakantie, las. Daardoor is hij nog wel op tijd met zijn verzet. Hij stelde namelijk verzet in binnen 14 dagen na de dag waarop hij met de strafbeschikking bekend raakte. Dat was pas op 23 juli en niet op 1 juli.

Scroll naar boven